De Engelse oud-rugbyer Ed Williamson (39) kan zich nog goed de eerste keer herinneren dat hij het middel gebruikte. Het was in 2008, hij had net een tweede schouderoperatie achter de rug. Zijn clubarts had wel iets tegen de pijn. Tramadol, want gangbare pijnstillers als diclofenac en Tylenol waren steeds minder toereikend.
Het middel bood meteen verlichting, merkte Williamson. En dat zou hij blijven doen in de jaren dat hij het gebruikte. Rugby is een harde sport, zegt hij. Hij leefde continu met pijn – aan rug, schouders, knieën, handen. Ook nu nog, zeven jaar nadat hij een punt achter zijn sportcarrière zette.
Williamson nam het middel wanneer hij het nodig achtte. Hij sprak met niemand over zijn hoge verbruik: vier tot tien pillen per dag. „Het was ontbijten, tanden poetsen, tramadol. Ik weet nog dat mijn vrouw een bestelling bij de apotheek afhaalde. Het ging om zóveel pillen dat ze belden of de dosering wel klopte.”
Het gebruik werd slecht gereguleerd, merkte Williamson. „Je hoorde wel eens verhalen over clubs waar een sweety jar met pijnstillers in de kleedkamer rond ging. Mijn collega’s en ik maakten er grappen over. Maar serieuze gesprekken voeren over je eigen gebruik? Nee.”
Tramadol mocht de pijn verlichten, het kwam zijn prestaties op het veld niet altijd ten goede. Hij herinnert zich een wedstrijd – hij kwam terug van een lange blessure – waarin het spel zich in slow motion voor zijn ogen voltrok omdat hij net drie tramadol-pillen had geslikt. „Als er een bal op me afkwam kon ik niet reageren. Of liet ik ’m uit mijn handen vallen.”
Een jaar of drie na zijn eerste pilletje kreeg hij tijdens het rijden een spasme, waardoor zijn spieren onwillekeurig samentrokken. Hij reed zacht, zo’n 25 kilometer per uur, het liep goed af. Maar Williamson wist: voor hetzelfde geld had hij een zwaar ongeluk veroorzaakt.
Toen hij de clubarts erover vertelde vroeg die of hij ‘dat spul’ nog steeds gebruikte. Ja dus. Hij kreeg het dringende advies: stop ermee. En deed dat, cold turkey. Afkickverschijnselen had Williamson voor zo ver hij zich kan herinneren niet.
Blessures veinzen
Niet iedereen is zo gelukkig. Chris Kirkland, voormalig keeper van onder meer Liverpool FC, vertelde vorig jaar in Britse media over zijn jarenlange verslaving aan tramadol. Hij had chronisch last van zijn rug, maar veinsde ook blessures en deed alsof hij doosjes van het middel was kwijtgeraakt om de clubarts zo ver te krijgen steeds méér pillen voor te schrijven. En hij kocht bij, via internet. Kirkland raakte zo afhankelijk van tramadol dat hij, eenmaal gestopt met voetbal, na een bijna-overdosis in een afkickkliniek belandde – maar later toch weer naar de pillen greep.
Verslavingsgevaar en gezondheidsrisico’s zijn de belangrijkste redenen voor wereldantidopingautoriteit (WADA) om tramadol te verbieden. De sterke pijnstiller, een opiaat, staat vanaf 1 januari 2024 op de dopinglijst. Ook vermoedt WADA dat tramadol prestatiebevorderend kan werken omdat sporters pijn beter kunnen verdragen en dus ‘dieper’ kunnen gaan.
Of en in welke mate dat zo is, staat niet vast. De twee studies waar de WADA naar verwijst, zijn klein en hebben uitsluitend betrekking op wielrenners. Het eerste onderzoek, waarin 25 deelnemers een tijdrit van 40 kilometer reden, wees uit dat renners mét tramadol 1,3 procent sneller reden en iets hogere vermogens konden trappen dan zonder. De tweede studie, met 28 participanten, leverde geen eenduidige conclusies op.
Dat onderzoekers zich vooralsnog alleen op wielrennen richtten, is goed verklaarbaar. In die sport werd tramadol tot voor kort veruit het meest gebruikt. In ruim twee derde van de gevallen waarbij het middel in 2017 werd aangetroffen in de urine van topsporters, bleek het om wielrenners te gaan. In datzelfde jaar gebruikte 4,4 procent van het profpeloton tramadol, schat de internationale wielerfederatie (UCI).
Onder meer oud-renners van het Britse Team Sky hebben verklaard dat tramadolgebruik wijdverbreid was. Zoals de Canadees Michael Barry, die tussen 2010 en 2012 in dienst reed van die ploeg. Hij zag teamgenoten „vaak” tramadol slikken voor wedstrijden, en nam het zelf ook. Het doodt de pijn in je benen en je kunt er heel hard door trappen, was zijn ervaring. Ook Lieuwe Westra, die begin dit jaar overleed, zei in zijn biografie dat hij voor belangrijke koersen tramadol nam. Het middel moest volgens hem verboden worden om duidelijkheid te scheppen.
Dat is precies wat de UCI deed. Sinds 2019 is tramadol verboden in de wielersport. Omdat je er dus vermoedelijk harder door gaat fietsen en het verslavend is, maar óók omdat de pijnstiller het concentratie- en coördinatievermogen kan aantasten. Simpel gesteld: je wordt er een beetje high van. Barry voelde zich „euforisch” door tramadol, zei hij, maar kon nauwelijks meer focussen. Nogal gevaarlijk als je met hoge snelheid en op dunne bandjes in een peloton over het asfalt raast.
Excessief gebruik
In de meeste andere sporten gaat dit argument niet op. Zoals ook zeer twijfelachtig is of, zeg, een voetballer beter gaat presteren door een middel dat weliswaar de pijngrens verhoogt maar dat ook ten koste gaat van de concentratie. Het roept de vraag op waarom de WADA tramadol per 1 januari op de dopinglijst zet voor álle sporten. Het middel wordt al sinds 2012 ‘gemonitord’ door de wereldantidopingautoriteit, die eerder blijkbaar geen aanleiding zag de pijnstiller uit te bannen.
„Het is een beslissing die we niet licht hebben genomen,” zegt wetenschappelijk directeur Olivier Rabin van de WADA. „Want tramadol is een nuttig medicijn voor pijnbestrijding. Maar we zien patronen die wijzen op excessief gebruik in verschillende sporten.”
Wat ‘excessief gebruik’ precies betekent, is onduidelijk. De WADA openbaart die cijfers niet. Volgens de Nederlandse antidopingautoriteit, die wél inzage heeft in de data, is tramadol vooral onder rugbyers populair. In die sport zou het middel op dit moment in zo’n 3 procent van de dopingmonsters worden gevonden, tegen 0,5 procent in sporten als voetbal en atletiek.
Opvallend genoeg is de Nederlandse dopingwaakhond, aangesloten bij de WADA, niet enthousiast over het algehele verbod op tramadol. Dopingautoriteiten zouden zich moeten concentreren op middelen die bewezen prestatiebevorderend zijn of die de sport onveilig maken, zegt operationeel directeur Olivier de Hon. Tramadol hoort daar wat hem betreft, in ieder geval buiten het wielrennen, niet bij. „Het verwatert waar we allemaal aandacht aan moeten geven. Paddo’s kunnen ook verslavend zijn, die zetten we ook niet op de dopinglijst.”
Verschil is natuurlijk dat paddo’s in tegenstelling tot tramadol niet of nauwelijks worden gebruikt door topsporters. Maar dat is voor De Hon geen reden de pijnstiller dan maar op de dopinglijst te zetten. Volgens hem is sprake van een dieper liggend „medisch probleem”, een begeleidingsprobleem ook, waarvoor nu de verkeerde oplossing wordt gezocht.
De Hon doelt op de ongezond grote inname van pijnstillers in het algemeen, niet alleen tramadol, in sporten als voetbal, wielrennen en rugby. Vooral in de absolute top, waar de belangen groot zijn en speelkalenders overvol.
Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat bijna de helft van de voetballers op een WK vóór iedere wedstrijd pijnstillers inneemt, zoals paracetamol, ibuprofen of zelfs verdovende injecties. In de harde rugbysport, met zijn cultuur van ‘mannelijkheid’ waarin doorspelen met pijn wordt verheerlijkt, wijzen verhalen van oud-spelers op een nog veel groter pijnstillergebruik.
Met soms ernstige gevolgen: Lewis Moody, voormalig Engels rugby-international, vertelde dat hij chronische darmproblemen ontwikkelde door overmatig gebruik van pijnstillers, vooral ibuprofen en diclofenac. De Canadese oud-rugbyer Jamie Cudmore speelde – aangemoedigd door clubartsen – dankzij pijnmedicatie zo vaak door met blessures dat hij, 45 nu, als een „afgeleefde oude man” door het leven gaat.
In het Nederlandse rugby is de cultuur anders, zegt Floor Kappelhoff. Hij is als topsportarts vanuit TeamNL verbonden aan de rugbybond en heeft de indruk dat spelers van het nationale team „niet heel veel pijnstilling” gebruiken. Zeker geen tramadol. Hij heeft het nog nooit voorgeschreven aan rugbyers. Maar, benadrukt hij, niemand in Nederland verdient zijn geld met rugby. „In de internationale top zijn de belangen veel groter. Dan is de verleiding ook groter om zo’n middel te gebruiken.”
In het Nederlandse profvoetbal gaat wél relatief veel geld om. Maar spelen met tramadol, dat kan ook sportarts Prabath Lodewijks (FC Utrecht en het UMC Utrecht) zich niet voorstellen. „Alleen bij heel heftige blessures met veel pijn kan er reden zijn om tijdelijk tramadol te geven. Toch is het al een jaar of drie uit mijn medicijnkast verdwenen. Het lag daar maar ongebruikt en raakte over de houdbaarheidsdatum.”
Maarten Moen, chef-arts van sportkoepel NOC-NSF vermoedt dat er een groot verschil in tramadolgebruik is tussen Nederland en „de rest van de wereld”. Zo wordt het middel bij TeamNL maar heel zelden voorgeschreven, alleen als een sporter „ongelooflijke pijn” heeft na een operatie of een groot ongeluk. Dat heeft te maken met „de Nederlandse voorschrijfcultuur”, die terughoudendheid predikt bij het verstrekken van zware pijnstillers. Stelregel: alleen medicatie bij medische indicatie.
Toch is Moen voorstander van het verbod op tramadol in de topsport. Vooral om verslavingen te voorkomen. Oud-rugbyer Ed Williamson denkt er net zo over: „Het is een sterk medicijn dat veel kan aanrichten. Terwijl er andere manieren zijn om met pijn om te gaan: bewegen, icepacks, de sauna.” Hij denkt niet dat tramadol de prestaties van sporters bevordert. „Ik heb daar in elk geval nooit iets van gemerkt.”